Tomas Rajlich



geboortejaar en -plaats: 1940, Jankov, Tsjechië verblijfplaats: in Praag, Tsjechië en bij Verona, Italië

Tot ‘68 maakt Rajlich, die in de jaren ’50 beeldhouwen studeerde, geometrische sculpturen van metalen en plexiglazen platen die een figuratieve inspiratie verraden. In ‘66 staat hij aan de wieg van Klub Konkretistu, de Tsjechische tegenhanger van de op dat ogenblik al ontbonden internationale Zerogroep (met o.a. Otto Piene en Gunther Uecker) en de Nederlandse Nulbeweging (met o.a. Jan Schoonhoven en Henk Peeters). Ze reageren met een onpersoonlijke, monochrome en op licht en beweging gestoelde kunst op de informele expressie die de Europese kunstscene na WOII beheerst.

Wanneer Rajlich in ’69 uit het door Rusland bezette Praag wegtrekt naar Nederland wordt hij schilder. Eerst werkt hij in de Rotterdamse haven, later doceert hij in Den Haag, de stad waar hij blijft tot hij rond 2010 naar Praag terugkeert. Rajlich is overtuigd dat de schilderkunst geen imitatie van wat dan ook dient te beogen, maar dat ze concreet moet zijn. Hij tekent horizontale en verticale lijncomposities met inkt. Hierin ligt de kiem voor het raster dat een fundament van zijn schilderkunst wordt. Het raster helpt hem om zijn beelden binnen het oppervlak te houden, een eenheidsvol beeldvlak te realiseren en een juiste verhouding tot kleur te vinden.

Rajlich stelt dat hij in die periode wordt beïnvloed door de optische kunst. Rond ‘70 is er inderdaad verwantschap, maar Rajlich werkt minder systematisch en minder strikt geometrisch. Aanvankelijk tekent hij het raster op een monochroom doek. De ruimtelijke diepte die tussen raster en achtergrond kan worden ervaren, probeert hij weg te werken door de vakjes van het raster in te schilderen. Later keert hij de opbouw van zijn doeken om en overschildert hij het raster eerst in dunne, transparante en later in dikkere lagen. “Alles wat in een schilderij gebeurt, dient zich enkel op het oppervlak ervan af te spelen” is een idee dat hij deelt met veel schilders-tijdgenoten. In de tentoonstelling ‘Fundamentele schilderkunst’ in ‘75 in Amsterdam zijn Rajlichs doeken te zien naast werk van o.a. Robert Ryman, Robert Mangold, Agnes Martin, Brice Marden en Gerhard Richter.

In de fundamentele schilderkunst staan het schilderproces en systematisch onderzoek naar de elementen van het medium centraal: toets, lijn, vorm, structuur en textuur, kleur, verf en doek. Rajlich is daarin minder dogmatisch dan anderen, maar het radicaal verbannen van elke mogelijke ervaring van ruimte in zijn doeken voert hem in ‘79 tot een zwart, monochroom, vierkant schilderij. Begin jaren ’80 beschildert Rajlich doeken in goudkleur. Het raster is er nog maar wordt in dun potlood bovenop de kleur getekend. Steevast laat Rajlich één of meerdere randen van het doek onbeschilderd, want alleen zo lijkt het oppervlak van het schilderij helemaal vlak te kunnen worden gehouden. Vervolgens schildert hij monochrome doeken in een breder kleurenpalet. Het raster verdwijnt, de onbeschilderde randen blijven. De klemtoon ligt meer op de structuur van de verfhuid, waarin hij wat later met kwasten of blote handen lijnen krast. Soms verwerkt hij in de verf reflecterende materialen met het oog op een groter genot van licht en kleur.

In het kort is Rajlich een kunstenaar van gevoelige werken tussen raster en vrije schilderbeweging, die langzaam en aan de rand van de grote stijlstromingen van zijn tijd, evolueert van een optische over een fundamentele tot een meer picturale schilder. Hoe langer hoe meer schenkt hij aandacht aan de materie van het schilderij.

Word Vriend van S.M.A.K.
made by