Nog nooit was ik buiten adem na een performance. Nog nooit vereiste staan en kijken zo’n inspanning.
Na een relatief lange stilte waarbij het honderdkoppige publiek al wat zenuwen begint te vertonen, komt een lijf moeizaam in beweging. Het luid kreunende wezen vertoont sterke gelijkenissen met een verwrongen lichaam uit de zaal ernaast. Ondanks de opgespannen spiermassa, heb ik er weinig vertrouwen in dat de danser op eigen benen en gewei zal kunnen blijven staan. Ik ben enigszins verrast door de ondersteunende functie die het gewei in eerste instantie biedt. Volgens de bekendste internetencyclopedie dient een gewei namelijk “als wapen en om seksuele concurrenten te intimideren”. Ik zie eerder een menselijk lichaam in conflict met zijn wapen. Het steunt erop maar sleurt het ook als een last met zich mee. De geluiden, geproduceerd door de wrijving van gewei en grond, zijn niet veel aangenamer dan die van nagels die over een krijtbord krassen. Ik ben duidelijk niet de enige met een rilling over de rug en een ‘unheimlich’ gevoel.
Pas in tweede instantie voldoet het gewei aan zijn voorgeschreven functie. De danser gooit het rond zich heen en intimideert de massa en mijzelf. Brokstukken vliegen in het rond terwijl het beest zich van ontevreden geschreeuw ontdoet. Geluid en beeld vullen de zaal. Het is een gevecht van een tegen honderd maar er bestaat geen twijfel over wie er aan de winnende hand is. De danser strijdt, het publiek ondergaat. Niet vrijwillig, we kunnen gewoon niet anders. Onverschillig blijven kijken is niet meer aan de orde. De danser heeft ons opgezogen in zijn oncomfortabele wereld.
Het einde brengt me helemaal in de war. Enkel machteloos toekijken hoe het lichaam ten onder gaat is mogelijk. Hoewel, niet helemaal… Het dode lichaam blijft hevig ademhalen. Voor deze vorm van dualiteit heeft de danser zich duidelijk laten inspireren door de schepper van zijn wassen versie. Zo klemt hij ook een fragment van zijn stukgegooide wapen in één hand. Heeft hij spijt van zijn destructieve daad? En waarom staat het verslagen lijf uiteindelijk op en wandelt het weg? Het gevoel van ‘Unheimlichkeit’ maakt plaats voor verwarring.
Ik ben blij dat het stuk voorbij is. Mijn gebrek aan ademhaling begint zijn tol te eisen en ik wil liever niet zoals mijn tegenstander in het midden van de vloer eindigen. Ik vermoed dat het – voor mij – verwarrende einde mij kan ontdoen van ongemakkelijke gevoelens, maar ben ervan overtuigd dat de levende versie van de wassen beelden mij nog even zal achtervolgen.