Werk van Buren is meteen herkenbaar aan het bekende strepenmotief, steevast in stroken van 8,7 cm. De kunstenaar noemt de strepen zijn ‘outil visuel’ (visueel gereedschap) en maakte ze tot zijn handelsmerk.
Daniel Buren ontwerpt zijn werk meestal speciaal voor een bepaalde plek of tentoonstelling en realiseert het vaak zelf in situ. Maar net zoals Sol Lewitts muurtekening, zijn de werken in S.M.A.K. niet door Buren zelf geïnstalleerd. In and Out of the Frame (1970), een installatie met behangpapier, is door medewerkers van S.M.A.K. opnieuw geproduceerd. De twee schilderijen, Peinture Acrylique (1969 en 1971), bestonden al als objecten op zich maar moesten in de museumruimtes worden geplaatst. Dit alles gebeurde volgens de door de kunstenaar beschreven gebruiksaanwijzingen. Binnen de beperkingen van deze instructies is enige variatie mogelijk: de dimensies van de ruimte en de interpretatie van de uitvoerders bepalen mee hoe een specifieke uitvoering eruitziet en aanvoelt.
Essentieel bij dit soort werk is dat de principes van werk en kunstenaar altijd worden gerespecteerd. In 1979 bracht Daniel Buren Numéroté – Déchiré – À Coller uit als een editie voor de Vrienden v/h S.M.A.K. op 65 exemplaren. Door het werk uit te voeren – nl. door het volgens de kunstenaars aanwijzingen op de muur te kleven – vernietig je het ook meteen. Dit feit is onlosmakelijk verbonden met het karakter van het werk. De Vrienden v/h S.M.A.K. beschikken over nog één genummerd origineel exemplaar en besloten dat te bewaren. Om die reden werd het werk niet uitgevoerd maar vind je documentatie terug in de vitrine.
Daniel Buren toont zijn werk niet uitsluitend in musea maar ook in de alledaagse wereld: in etalages, op bussen en trams, op reclameborden. Hij stelt de grenzen tussen atelier, galerie, museum en buitenwereld ter discussie. Door zijn strepenmotief overal te exposeren, toont Buren aan dat een kunstwerk nooit op zichzelf staat, maar mee vorm en betekenis krijgt door de context waarin het zich bevindt. De kritische omgang met het museum als instituut en het in vraag stellen van de status van kunst lopen als rode draden doorheen zijn oeuvre.
Net als Claude Rutault leunt Daniel Buren aan bij de Europese fundamentele schilderkunst, die een tegenreactie vormde op de Amerikaanse minimal art. Fundamentele schilderkunst doorprikt de modernistische mythe van schilderkunst: ontwikkeling en variatie binnen een oeuvre, de persoonlijke hand van de kunstenaar en het schilderij als weergave van iets. In 1966 vormde Buren samen met Mosset, Parmentier en Toroni één jaar de groep BMPT. Naast de publicatie van enkele manifesten beslisten de vier schilders ieder voor zich om altijd hetzelfde schilderij te blijven maken. Met een gedepersonaliseerde techniek streefden ze er consequent naar schilderkunst ter herleiden tot eenvoudige handelingen en neutrale vormen: in Burens geval de steevaste herhaling van zijn strepenmotief.