De tentoonstelling Around 21°15'00''E 52°06'17''N; + GO-GO (1985-2001) toont een ensemble nieuwe werken die in specifieke verbanden tot elkaar staan. Uitgangspunt is het voormalig ouderlijk huis van de kunstenaar, tevens zijn huidige werkruimte of atelier.
In de vroege werken van Balka kwam het lichaam zeer letterlijk aan bod. Nu werkt de Poolse kunstenaar voornamelijk rond de vorm van het menselijk lichaam en de sporen die het achterlaat: een bed, een doodskist, een urne, maar ook zout (een materie die de aanwezigheid van leven aantoont en eveneens het residu is van zweet en tranen) en as (de overblijfselen van iets wat ooit leefde). Balka bouwt zijn nieuwe werken op met gevonden objecten, die hij slechts minimaal bewerkt, opdat ze hun oorspronkelijkheid en geschiedenis zouden behouden.
Miroslaw Balka studeerde van 1980 tot 1985 aan de Kunstacademie van Warschau. Zijn vorming in figuratieve sculptuur was er naar eigen zeggen ‘heel academisch, heel realistisch’. In zijn vroege werken komt het menselijk lichaam op een letterlijke manier aan bod. Mettertijd - vanaf het einde van de jaren ’80 - alludeert Balka eerder op de menselijke figuur dan dat hij ze representeert of figureert. Eenvoudige objecten verwijzen nu indirect naar het menselijk lichaam. Hun vorm kan schijnbaar geometrisch worden genoemd of schijnbaar abstract, omdat de werken altijd verborgen elementen van de werkelijkheid bevatten - vertellende, emotionele, symbolische inhouden (verborgen of getoond door middel van de keuze van materiaal en vorm). De tentoonstelling "AROUND 21°15'00''E 52°06'17''N; + GO - GO (1985-2001)" toont een ensemble nieuwe werken die in specifieke verbanden tot elkaar staan. Uitgangspunt is het voormalig ouderlijk huis van de kunstenaar, tevens zijn huidige werkruimte of atelier. "Around 21°15'00''E 52°06'17''N" duidt de plek op de aardbol aan waar deze gelegen is. Centraal in de tentoonstelling staat een reconstructie op ware grootte van deze studio. De wanden zijn ingewreven met as, als in een gebaar van afscheidnemen van de toevluchtsplaats van het lichaam. Buisjes steken per twee - als ogen - uit de wand, waaruit water stroomt als tranen. Hun plek wordt bepaald door de oorspronkelijke plaats van de ramen van de drie slaapkamers (klaagmuur?).
Naast dit werk, dat in de grote bovenzaal van het S.M.A.K. gepresenteerd wordt, is er in de vleugel op de benedenverdieping een ensemble kamers met objecten die hieraan gerelateerd kunnen worden. De toegang tot deze kamers werd versmald, tot de afmetingen van de toegangsdeur tot de studio in Polen. De ruimtebeleving van de zalen krijgt hierdoor een meer intiem karakter, komt dichter bij de plaats waarin de kunstenaar zich beweegt en werkt (plaats voor het zijn en voor de creativiteit). Het privékarakter wordt eveneens opgeroepen door de stoelen voor de suppoosten die Balka verving door huiselijke stoelen uit verschillende perioden en stijlen. Een van de werken is een put van cement gevuld met zout, als een bron. Dit werk wordt vergezeld door twee stalen cilinders, gevuld met was, die als trapezes hoog in de ruimte hangen, een soort getuigen, beschaamde aanwezigen in de zaal. Een video in de naastliggende ruimte toont een balletje dat door een lichaamsfragment tot aan de grens van het uithoudingvermogen wordt gesteund en na 45 seconden valt. Het telkens terugkerende geluid van het botsen tegen de grond, de herhaling van dit geluid wordt in een andere zaal herkend als dat van een vallend tafeltennisballetje. Stalen kabels, gespannen tussen tegenoverliggende wanden, refereren aan de lichamelijkheid van de kunstenaar en zijn zoon. Elke kabel werd gespannen op de hoogste reikwijdte van de handen van beiden. Op het kruispunt van de kabels werden plukjes haar gekleefd. Een ander werk is een stalen boogvorm die vervormd door het eigen gewicht een ruimte overspant, met daarop fragmenten van porceleinen kunstgebitten en tanden. Het roept bedreiging op, een potentiële slag, een spel dat kan ontaarden in een "oorlogspel" dat zelfs tot lichaamsverminking kan leiden. Een laatste ruimte toont 2 vilten cilinders met insnijdingen als gesloten oogleden. Aan het plafond hangt een fijn ijzerdraadje met hostie, als de hoop die de Communie geeft, de zin van het breken van de hostie met de naasten, hosties waar vroeger medische poeders aan werden toegevoegd - te groot om ze te slikken. In de gang voor het ensemble kamers wordt "+ GO - GO (1985-2001)" gepresen-teerd: 35 vierkante platen in sierbeton die aan grafstenen herinneren. Ook dit verwijst naar de persoonlijke geschiedenis van de kunstenaar, wiens vader steenkapper was. Elke steen van Balka is een herinnering aan een tentoonstelling van de kunstenaar, met titel, begin- en einddatum. Deze momenten die het leven van een tentoonstelling bepalen, worden naast elkaar op de grond gezet. Op de gevel van het S.M.A.K., net onder de neonletters, werden twee medicale lederen ballen gelegd. Een laatste werk verbindt het ensemble kamers met de studio, en krult zich via de trap een weg naar boven. Dit werk draagt de titel ‘Zo werd er gebeeldhouwd toen ik geboren werd’ . De tentoonstelling is een co-productie van S.M.A.K. en Zacheta Gallery in Warschaw, waar ze in het voorjaar te zien was.