Het werk van Karel Appel behoort samen met dat van Asger Jorn, Pierre Alechinsky en Corneille tot de basiskern van de verzameling van het S.M.A.K. Tot vandaag is het een hoeksteen waarop museumpresentaties geënt worden.
Het S.M.A.K. is dan ook bijzonder verheugd het recente werk van de bijna tachtigjarige kunstenaar omvangrijk te presenteren. In de tentoonstelling zijn een 20-tal monumentale sculpturen uit de jaren negentig te zien. Deze werken zullen getoond worden in een bijzonder huwelijk met een selectie gedichten van Karel Appel zelf.
Hoewel Karel Appel (°1921, Amsterdam) - één van de belangrijkste vertegenwoordigers van de legendarische internationale groep Cobra - vooral bekend is als schilder, hebben experimenten in sculptuur zijn schilderkunst eigenlijk altijd begeleid. Zijn beeldhouwkunst bleef voor het grote publiek lang verborgen. Zijn sculpturen die nooit eerder in een zo grote selectie in België werden gepresenteerd, tonen Appels enorme creativiteit en zijn talent om gevonden voorwerpen in een eigen beeldtaal te verwerken. In zijn beeldhouwwerken vermengt Karel Appel vormen van verschillende culturen en tijdperken. Ze laten zien hoe de kunstenaar de meest verschillende beelden uit onze wereld combineert. De individuele mens, zijn scheppende kracht en zijn fantasie: dat zijn de eigenlijke thema’s van de kunstenaar. In het begin, eind jaren veertig, boeide hem de techniek van de assemblage: het verrassende en poëtische verbinden van verschillende materialen (gevonden voorwerpen), kleuren en gewichten. Ook zijn recente sculpturen bestaan uit gevonden voorwerpen: popen, architectuurfragmenten, stukken huisraad, houten bedden, kruiwagens, totems en nog veel meer. Het zijn voorwerpen die hij her en der vindt en naar zijn atelier sleept. Daar wachten ze tot er een plek voor ze gevonden wordt in een assemblage die hij onder handen heeft. Vaak zijn dat er meerdere tegelijk. De samenstelling van de beelden is instinctief. Typisch voor de nieuwe beelden is dat ze stevig op de grond staan. Ze zijn zichtbaar zwaar (zoals klassieke sculpturen) en ze zijn uitzonderlijk compact. Als dan een assemblage in elkaar is gezet, begint het beschilderen ervan. Langzaam krijgt het beeld een huid van kleur. Zo worden de beelden toch weer schilderkunst: een derde dimensie van schilderkunst, indrukwekkend mooi en volstrekt eigenzinnig. Hugo Claus stelde in 1964 voor om Appel ‘klassiek’ te noemen. Het ontembare instinct van deze kunstenaar zou zijn kunst duidelijk onderscheiden van het werk van andere schilders dat vol is van onderdrukte romantiek, geheimleer en ‘mythomanie’. Karel Appel is inderdaad alles behalve een romanticus. Als schilder is Karel Appel ook in de traditionele zin een klassieker, een meester van de moderne kunst; als beeldhouwer is hij een ontdekking.