In 1996 nodigde Jan Hoet Masato Kobayashi uit om deel te nemen aan de tentoonstelling ‘De Rode Poort’, in wat nu de technische vleugel van het museum is.
Hij maakte er twee werken: een verticale geel-oranje vlammenzee en een monumentaal dieprood landschap. Sindsdien heeft Masato Kobayashi Japan ingeruild voor België, Tokyo voor Gent. Voor hem is Gent de stad van het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck of zelfs de plek - ondanks het feit dat schilderkunst meerdere ‘geboorteplaatsen’ heeft - waar de schilderkunst geboren kan zijn. Na zijn deelname aan de groepstentoonstellingen Serendipiteit (Watou, 1999), Over the Edges (2000) en - recent nog - Epifanie (Heverlee, 2000) heeft Masato Kobayashi met zijn tentoonstelling in het SMAK zijn eerste solo-tentoonstelling op het Europese continent.
Schilderkunst in Kobayashi’s optiek ontkent de dualiteit tussen de drager en de verf. Schilderen begint al voor het doek wordt opgespannen, het is én verf én doek én hout. De verf kan het doek of frame niet parasiteren, maar (ver)kent zijn volle betekenis pas in interactie met de andere delen van het geheel: het schilderij als Gestalt. Daarom spreekt Kobayashi liever over ‘olie mét doek’ in plaats van het gebruikelijke ‘olie op doek’. Of nog, en met zijn eigen woorden: ‘Als er van bij de start een drager is waaraan ik een pictoraal niveau toevoeg door bijvoorbeeld een lijn te tekenen, dan eindig ik met twee niveaus, dat van de drager en dat van het beeld. In dat geval bestaat het schilderij niet op zichzelf, omdat het de drager achter zich heeft. Wat ik wil scheppen, is een schilderij waarin alleen het beeld bestaat. Dat is geen zaak van het figuratieve of abstracte van het schilderij. Ik wil dat een schilderij de vorm aanneemt van een ‘abstract zijnde’.’ Masato Kobayashi Het proces waarin een schilderij van Kobayashi tot stand komt, kadert in die attitude: het canvas wordt eerst op de grond uitgespreid en wordt gradueel over het kader gelegd naarmate Kobayashi schildert. Hij positioneert zich op die manier ten overstaan van de geschiedenis van schilderkunst zelf, die begon met het aanbrengen van markeringen op de grond, evolueerde naar rotsschilderingen, om uiteindelijk tegen een verticale muur te eindigen als opgespannen doek. Kobayashi’s doeken daarentegen hangen op de plek waar ze het laatst zijn losgelaten, de houten balken zijn voorlopig vastgenageld, de verf zoekt zelf verder de weg die Kobayashi heeft uitgezet. Kobayashi schildert niet, maar dwingt, duwt en wringt met zijn handen en zijn hele lichaam verf, hout en doek de ruimte in, weg van het tweedimensionele vlak, alsof hij het bestaan van een schilderij vernietigt om de schilderkunst opnieuw uit te vinden. De doeken van Masato Kobayashi bestaan veelal uit monochrome tinten, in nuances van een bepaalde kleur, zoals blauw, geel of roodbruin. In een interview antwoordde Kobayashi op de vraag naar het waarom: ‘Ik hou heel erg van motorracen. Bij een normale snelheid zie je het landschap, wanneer je versnelt wordt datzelfde landschap wazig, de kleuren raken met elkaar vermengd. Bij een nog hogere snelheid vervloeien de kleuren in een monochroom. Wanneer je dan nog sneller gaat, blijft er alleen nog wit over, een puur hel licht. Tenminste, dat is wat ik geloof. Als ik dat licht zie, zal ik dood zijn. Ik kan het niet zien terwijl ik nog leef, maar ik weet dat er een toestand bestaat zonder vorm of kleur. Het is die toestand die ik wil schilderen.’ Voorlopig heeft Kobayashi deze snelheid nog niet bereikt. Hij wacht tot zijn werk zichzelf vernietigt, tot het beeld en de kleur het licht verblinden.