Het werk van Ives Maes cirkelt de laatste jaren rond zijn Recyclable Refugee Camp project, een ironische poging om een absoluut ethisch correct kunstwerk te maken.
Het was de kristallisatie van zijn kritische reflectie over het Progretto arte manifest van Michelangelo Pistoletto en de daaraan verbonden ideeën over de sociale verantwoordelijkheid van de kunst(enaar) in de transformatie van de wereld. Gedreven in zijn overtuiging van de vrijheid van de kunst, poogt Ives Maes op de hyper-ethische tendens een grijpbaar antwoord te formuleren. Hij integreert de mechanismen van het ethisch correct bewustzijn in zijn werk, maar dan in overdreven vorm. Op het eerste gezicht lijkt hij zo een geldige oplossing te bieden aan bestaande maatschappelijke problematieken, zoals het vluchtelingenthema en ecologie. Het werk bestaat echter enkel binnen zijn artistieke context, en de ogenschijnlijke sociale functionaliteit ervan blijkt een sterk ironische grondslag te hebben. Met ‘The Greenery Line’ trekt hij de tactiek van de overdrijving verder door, en zoekt de controverse rond de landmijn op. Landmijnen betekenen nog lang na een gewapend conflict een blijvend gebaar voor onschuldige burgers. België heeft in deze problematiek een voortrekkersrol gespeeld. In 1995 vaardigde het als eerste land een verbodsreglementering uit om antipersoonsmijnen te bannen. In het licht van het Belgisch politiek engagement in deze materie is ‘The Greenery Line’ een uitdagend voorstel voor een composteerbare landmijn met daaraan gekoppeld een gewelddadige invasie van de Gentse binnenstad.