Jean Pierre Raynaud assembleert tijdens zijn legerdienst zijn eerste objecten. Vanaf 1962 ontdekt hij de kunstwereld en komt hij in contact met de nouveaux réalistes Niki de Saint-Phalle en Jean Tinguely. In deze periode ontstaat zijn obsessie met archetypische materialen – bv. witte tegels en bloempotten – die overal ter wereld zijn te vinden. Deze ‘bezetenheid’ gaat zo ver dat de kunstenaar zich met zijn materialen vereenzelvigt. Ondanks het feit dat Raynaud gebruik maakt van banale alledaagse voorwerpen om zijn aanwezigheid in de wereld uit te drukken, krijgt zijn oeuvre een existentiële dimensie.