Rineke Dijkstra maakt fotoportretten. Met haar conceptuele benadering van documentaire fotografie behoort ze tot de internationale traditie die gaat van August Sander (1876-1964) over Diane Arbus (1923-’71) tot generatiegenoten zoals Thomas Ruff (1958) en Koos Breukel (1962). Typisch voor Dijkstra en haar tijdsgenoten is dat ze vertrekken van directe observatie van de werkelijkheid maar tegelijk visuele afstand inbouwen door zich strikte wetten rond beeldende en inhoudelijke aspecten op te leggen.
Na haar studies aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam maakt Dijkstra zeven jaar foto’s voor modetijdschriften zoals ‘Elle’ en ‘Elegance’. Een ernstig ongeval in 1990 doet haar anders fotograferen. ‘Zelfportret, Marnixbad, Amsterdam’ (1991) nam ze tijdens haar revalidatie van een heupbreuk. Met de foto neemt ze afstand van het keurslijf van poses waarmee ze via haar opdrachtenwerk vertrouwd is. Met ‘Strandportretten’ (1992-2002), een neerslag van haar zoektocht naar een authentieke manier om mensen in beeld te brengen, breekt ze internationaal door. Ze portretteert jongeren op stranden in o.a. Nederland, Polen en België. Daarbij geeft ze weinig instructies en zoekt ze naar het moment waarop de pose zich vormt of net aarzeling en onzekerheid zichtbaar worden. De geportretteerden staan voor de zee, een open ruimte zonder andere grenzen dan die van het kader. Het zijn beelden zonder glamour die ons confronteren met existentiële eenzaamheid.
Andere series maken duidelijk dat Dijkstra de limieten van fotografeerbare emotionele intensiteit opzoekt. In ‘Nieuwe moeders’ (1994) toont ze vrouwen met hun kind in de armen net na de bevalling. Het zijn monumentale beelden die sporen van pijn en strijd, maar ook van overwinning prijsgeven. Dijkstra’s ‘Stierenvechters’ (1994-2000), van wie ze net na het stierengevecht gezicht en bovenlichaam capteert, zijn van dezelfde orde. Dijkstra’s beelden zijn scherp, verhullen niets, hebben iets genadeloos. Toch worden de geportretteerden nooit tragisch of object van voyeurisme. Dijkstra maakt met oprechte interesse verbinding met haar intuïtief gekozen modellen. Ze benadrukt dat elk individu verschillend is en focust op kleine details: een doordringende blik, een gebaar, een houding. Dit zorgt voor intimiteit binnen haar monumentale portretten.
Dijkstra realiseert vervolgens reeksen over een geëmigreerd Bosnisch meisje dat ze in een asielcentrum in Leiden ontmoet en jarenlang volgt, ‘Almerisa’ (1994-2008), over ‘Israëlische soldaten’ (1999-2003) en over groepen jonge mensen in parken, ‘Parks’ (1998-2006). Vanaf 1996 creëert Dijkstra ook videoportretten, zoals ‘Annemiek (I wanna be with you)’ (1997), een Nederlandse tiener die haar favoriete lied zingt, of ‘I See a Woman Crying (Weeping Woman)’ (2009), waarin schoolkinderen praten over het kunstwerk ‘Weeping Woman’. In ‘The Gymschool, St. Petersburg’ (2014) filmt ze ballerina’s, die onmenselijke poses trainen terwijl ze hun emoties onderdrukken. Dijkstra’s capteert haar fascinatie voor lichamelijke spanning op de grens tussen een pose aannemen en jezelf zijn.