In de jaren ’70 en ’80 maakt Robert Devriendt grote, expressionistische schilderijen. Midden jaren ’90 begint hij detaillistisch op klein formaat te schilderen en vernietigt hij bijna alles wat hij daarvoor heeft gemaakt. Eind jaren ’90 breekt hij internationaal door met kleine stillevens, die in hun illusionistische kwaliteit en zin voor detail een sterke link hebben met de roots van de Vlaamse schilderkunst. De werkjes die fragmenten van wilde dieren tonen, herinneren aan jachttaferelen. Devriendt begint dezelfde beeldfragmenten te herhalen. Wanneer we de dieren nauwkeurig bekijken, ontdekken we kleine bewegingen. In hun opeenvolging krijgen de werkjes iets filmisch. Stap voor stap breidt Devriendt zijn motieven uit. Naast dieren verschijnen er ook mensen en voorwerpen.
Diepgaand nadenken over het geschilderde beeld is een van de rode draden in Devriendts oeuvre. Zijn illusionistisch-realistische voorstellingen op klein formaat vragen onze volle aandacht. Niet alleen voor het beeld, maar ook voor materiaal en techniek en de tactiele waarde van de weergegeven oppervlakken. Devriendt blijft expliciet in reeksen werken. Hij plaatst motieven naast elkaar om een verhaal over te brengen. Daarbij is de selectie en de volgorde van de beelden cruciaal. Hij verwisselt ze van plaats, verwijdert en voegt toe tot de ultieme combinatie wordt bereikt. Als kijker maken we twee bewegingen. We kijken van dichtbij omwille van de exacte weergave en exquise schildertrant, maar nemen ook afstand om te zien hoe de delen visueel en conceptueel deel uitmaken van het grotere geheel.
Devriendt gaf bij meerdere van zijn schilderijenreeksen korte verhalen uit. De gaten in de verhalen maakt hij letterlijk zichtbaar in de relatief grote ruimte tussen de doekjes. In de reeksen komen vaste personages, dieren, natuurlijke elementen en voorwerpen voor. Ze worden vaak rigoureus afgesneden en in close-up afgebeeld. Dit komt de gelaagdheid van de beelden ten goede en garandeert het onaffe karakter van het werk. Elke schilderijenreeks krijgt pas betekenis voor het oog van een kijker. Elke interpretatie is uniek. De betekenis blijft open en gelaagd, ondanks de soms richtinggevende titels, zoals ‘Le rendez-vous fatal’.
Devriendts oeuvre lijkt wel één grote film of tv-serie, waarin de reeksen fungeren als hoofdstukken. De kunstenaar past diverse filmtechnieken op zijn schilderkunst toe. Zo gebruikt hij de ‘jump cut’, een term van Godard, waarin twee gelijkaardige beelden elkaar opvolgen zodat het beeld even lijkt te verspringen. Devriendt verwijst vaak naar literaire en cinematografische genres en de kunstgeschiedenis: van detective over Murakami tot pulproman, van Van Eyck tot Bollywoodaffiche, van cinéma d’auteur tot B-film. Daarbij schildert hij geen taferelen na, maar construeert hij eigen scènes waarvoor hij modellen laat poseren, achtergronden bewerkt en elementen toevoegt. De illusie moet perfect zijn, zodat wij er volledig kunnen in opgaan.
Sinds 2008 hebben meer reeksen een sterke ondertoon van geweld en erotiek. Er komen veel dieren en aantrekkelijk jonge vrouwen in voor, zowel in de rol van lustobject als slachtoffer. Ze stellen het begrip lust aan de orde. Rauwe agressie is latent aanwezig, al dan niet gesublimeerd tot passionele liefde. Gecultiveerde kijklust blijkt Devriendts basismotief: de actie van kijken en gluren, waartoe de kunstenaar ons medeplichtig maakt.