András Halász trommelt als student verschillende avant-gardekunstenaars op om zich te verzetten tegen het opgelegde communisme. Ze gaan in tegen de artistieke beperkingen die het regime hen oplegt. Halász toont zijn werk in privéhuizen, gemeenschapscentra en alternatieve clubs. Hij experimenteert met verschillende kunstvormen zoals fotogrammen, conceptueel werk en performances. In 1978 verlaat hij Hongarije en werkt afwisselend in Parijs en New York. Zo ontvlucht hij de beknotting van artistieke activiteiten in zijn thuisland. Vanaf 1990 mag de kunstenaar legaal zijn geboorteland bezoeken. Sinds 2005 woont hij opnieuw in Boedapest, waar hij doceert aan de universiteit voor Schone Kunsten.
