Het kunstenaarschap van Kendell Geers is onlosmakelijk verbonden aan zijn leven. Hoe we worden wie we zijn, is voor hem dan ook een kernthema. Breder buigt hij zich ook over politieke kwesties en reflecteert hij over kunst, manieren om tentoon te stellen en over de kunstwereld en haar spelers. Geers gelooft expliciet in de inherent politieke, erotische en mystieke kracht van kunst. Zo herkent hij zich bv. in de tekst van Bruce Naumans neonwerk ‘The True Artist Helps the World by Revealing Mystic Truths’ (1967). “Kunst kan door keer op keer oplawaaien uit te delen”, volgens Geers, “de wereld veranderen.”
Geers is de zoon van Nederlandse blanke ouders. Zijn moeder verlaat het gezin als hij vijf is. Hij wordt opgevoed door zijn ultrarechtse, streng religieuze vader. Eens vijftien loopt hij van thuis weg uit onvrede met de door zijn familie gecultiveerde apartheid en engageert hij zich voor de anti-apartheidsbeweging. Hij belandt enkele keren in de gevangenis en studeert kunst, omdat dit het verst van zijn familietraditie afstaat. Als student aan de Universiteit in Johannesburg (’85-’88) toont Geers zeer militant werk. Van het politieke theater dat hij in die periode leert kennen, draagt hij de directe esthetiek, de dwingende urgentie van de taal en de economie van beeldende middelen mee. In ’89 weigert hij legerdienst te doen. Om te ontsnappen aan zes jaar gevangenis gaat hij in vrijwillige ballingschap, in Londen en in New York. In ’90 keert Geers naar Johannesburg terug. Hij markeert dit met de performance ‘Bloody Hell’ (1990), waarin hij met eigen bloed zijn ‘schuld’ ritueel afwast van zijn lichaam. Tot de eerste democratische verkiezingen in ’94 is Geers lid van alle mogelijke politieke partijen, van extreemlinks tot -rechts. Hij klaagt er het fetisjisme van de partijen mee aan. Wanneer na de anti-apartheidsboycot Zuid-Afrikaanse kunstenaars opnieuw worden toegelaten op de Biënnale van Venetië (1993) is Geers erbij. Bij die gelegenheid verandert hij zijn voornamen Jacobus Hermanus Pieter – de namen van zijn vader, groot- en overgrootvader – in ‘Kendell’ en zijn geboortedatum in ‘Mei 1968’. Geers herdefinieert zichzelf. Met deze artistiek-conceptuele gebaren neemt hij nogmaals afstand van zijn herkomst.
Mei 68 symboliseert verzet en 1968 is ook het sterfjaar van Marcel Duchamp, tot wiens oeuvre Geers een liefde-haatverhouding heeft. Zo gebruikt hij in Venetië Duchamps ‘Fontein’ daadwerkelijk als urinoir. In 2000 vestigt Geers zich in Brussel en neemt hij de Belgische nationaliteit aan. Ook artistiek brengt dat jaar een wending. Geers’ werk tot 2000 is apert politiek beladen en maatschappelijk geëngageerd, verbeeldt het kwaad en zoekt de grenzen van het toelaatbare op. Hij stelt op confronterende wijze de morele en ethische tegenstrijdigheden van apartheid aan de kaak. Hij onderzoekt machtsstructuren, de waarden van het establishment en sociale onrechtvaardigheid. Daarbij bant hij alles wat esthetisch de aandacht van zijn uitdagende, visuele taal kan afleiden. Het materiaal dat hij gebruikt, wijst op gevaar of geweld: onder meer gebroken glas, prikkeldraad, explosieven, omheiningen, elektriciteit en hoogspanning, wapenstokken, vuur. Geers brengt de woelige Zuid-Afrikaanse straat in de kunstwereld binnen. ‘Zelfportret’ uit 1995 is emblematisch: de scherp afgebroken glazen hals van een bierflesje van Heineken, een ding dat geen enkele andere kwaliteit heeft dan potentieel gevaarlijk te zijn.
Na 2000 richt Geers zich meer op globale thema’s zoals terrorisme, milieuverontreiniging en universele gevoelens van angst en verlangen. Hij maakt meer dan ooit gebruik van taal. In 2007 is hij lid van de audiovisuele groep ‘ThefucKINGFUCKS’. Geers gelooft in de kracht van het woord ‘Fuck’, seksueel en agressief. Hij bouwt er patronen mee, net als met de letters van de zeven doodzonden: ENVY, AVARICE etc. Verder schrijft Geers manifestachtige teksten, schildert hij mandala’s gebaseerd op scheermesdraad en publiceert hij onder ander het kunstenaarsboek ‘Point Blank’ (2004), een blanco boek doorzeefd door kogels. Naast taal maken verwijzingen naar kunstgeschiedenis, pornografie, kitsch en Afrikaanse kunst deel uit van zijn vocabularium.