Van 1970 tot ’75 studeert Willem Oorebeek grafiek en schilder- en tekenkunst in Rotterdam. In ’89 wordt hij docent aan de Jan van Eyck Academie in Maastricht en later ook in Amsterdam, Hamburg en Wenen. In 1997 vertegenwoordigt hij samen met Aernout Mik Nederland op de Biënnale van Venetië. In 2008 initieert hij het artist-in-residence-programma van WIELS, waarvan hij een van de artistieke mentoren is.
Het meeste werk van Oorebeek is gebaseerd op drukwerk dat hij zich vrij in de publieke ruimte toe-eigent en grafisch bewerkt: o.a. reclame, verkiezingsposters, affiches, magazinecovers, postkaarten en kranten. Daarnaast maakt hij ook kunstenaarsboeken in eigen beheer, (video)installaties en werken voor de publieke ruimte, bv. wandtapijten voor het Ellipsgebouw van de Vlaamse Overheid. Met zijn partner, de Oostenrijkse kunstenaar Alaia Konrad, maakte hij in 2011 de film ‘Angertal’. Hij is af en toe ook actief als tentoonstellingsmaker.
Oorebeeks werk is herkenbaar aan het stippenraster en de ‘black-out’. ‘black-out’ is een werkenreeks die de kunstenaar sinds de jaren ’90 maakt op basis van gevonden drukwerk dat hij met (meestal) zwarte inkt overdrukt. De inkt laat – in tegenstelling tot censuur – het oorspronkelijke beeld doorschemeren, zodat we het bewuster en nauwkeuriger bekijken. Dit noemt Oorebeek de ‘choreografie van het kijken’. Bovendien ontstaat via onze reflectie in het glas waarachter het beeld is ingelijst, een tijdelijke verbinding tussen het oorspronkelijke beeld en onszelf. Soms staat de ‘black-out’ in Oorebeeks oeuvre ook voor tijdelijke ontoegankelijkheid tot het geheugen.
Het grafische stippenraster dat we kennen van krantenfoto’s, stripverhalen en de popartschilderijen van Roy Lichtenstein, is een tweede visueel element in het werk van Oorebeek. Zo voorziet hij hele gebouwengevels van een stippenraster, al dan niet met uitgespaarde zones voor projecties of teksten. Verder reduceert hij ook tijdschriftencovers naar zwart-wit en drukt hij er verschillende uitvergroot bovenop elkaar. Automatisch proberen we het samengestelde beeld te analyseren tot we de oorspronkelijke covers herkennen, waardoor we ook ontdekken aan welke artistieke spelregels Oorebeek de covers onderwerpt.
Oorebeek reflecteert over het statuut van gedrukte beelden uit de media. Door zich deze massaal gereproduceerde beelden toe te eigenen en ze te bewerken zodat we ze onvermijdelijk bewuster bekijken, geeft de kunstenaar hen hun autonomie en zeggingskracht terug. Oorebeek spreekt er een stil maar zeker oordeel over uit en onderzoekt tegelijk onze waarneming ervan.