Matthew Barney is beeldhouwer, performer en filmmaker. Hij wordt beschouwd als een van de belangrijkste kunstenaars uit de jaren 1990 en 2000. Als een van de weinigen slaagde hij erin om in deze hoogdagen van het postmodernisme het hyperindividuele en versplinterde artistieke klimaat te overstijgen. Dat deed hij door het medium sculptuur te herdefiniëren. Voor Barney is sculptuur een mengeling van plaatsen, performances, foto’s, tekeningen, films en voorwerpen die hij – als regisseur en hoofdrolspeler – tot een omvattend geheel in elkaar klikt.
Barney studeerde aan de Yale Universiteit in Connecticut, waar hij van een medische opleiding overschakelde naar een richting in de kunsten. Hij maakte lange tijd deel uit van het rugbyteam van de school. Dit is niet onbelangrijk voor de ontwikkeling van Barneys kunst, omdat hij al tijdens zijn studiejaren werk creëerde waarbij hij de fysieke ontberingen van topsport en de erotiserende ondertoon ervan gebruikte om de grenzen van het lichaam en (gender)seksualiteit af te tasten. Zo reflecteerde hij niet enkel op zichzelf als atleet, maar schreef hij zich ook bewust in de traditie van de performancekunst en body art uit de jaren ’70 in. Hij koesterde dan ook grote bewondering voor voortrekkers ervan zoals Vito Acconci, Bruce Nauman en Chris Burden.
Al in Barneys vroegste video/performances/installaties zitten veel van de typische kenmerken van zijn beeldtaal vervat. Doorgaans waren de werken ritualistisch van aard, kwamen er metaforische materialen zoals was, vaseline en talkpoeder bij te pas en speelden ze zich af in hybride ruimtes die doen denken aan een gymzaal of medisch laboratorium. Het atletische principe dat fysiek sterker worden enkel kan worden bereikt door zelfbeheersing en lichamelijke beteugeling zag Barney als een driehoeksverhouding tussen verlangen, discipline en productiviteit. Het vormde de basis voor zijn ideeën over seksuele en geslachtelijke differentiatie. Hij introduceerde hiervoor metaforische symbolen, zoals bv. de ‘oblong’, een ovaal met horizontale balk, die verwijst naar de vorm van een rugbystadium. Voor Barney staat het symbool voor lichaamsopening en -sluiting en voor het lichaam als een op zichzelf staand systeem.
In 1994 begon Barney aan zijn ‘Cremaster’-cyclus, een reeks van vijf films die zijn internationale faam als kunstenaar definitief bevestigde. Bij elke film, die Barney zelf regisseerde en waarin hij diverse rollen voor zijn rekening nam, creëerde hij een arsenaal aan sculpturen, tekeningen en foto’s die samen één alomvattend universum vormden. De naam van de cyclus is ontleend aan de cremaster-spier, die de contracties van de testikels controleert wanneer ze worden blootgesteld aan fysieke en psychische prikkels zoals koude of angst. Barney zag deze spier als een anatomische metafoor voor het ontstaan van geslachtsverschil in de embryonale fase. De ‘Cremaster’-cyclus verbeeldt diverse stadia van de menselijke seksuele ontwikkeling waarin het geslachtelijke ‘eindresultaat’ nog hybride is en dus, volgens Barney, in een constante staat van potentie (kracht) en potentialiteit (mogelijkheid).
De ‘Cremaster’-cyclus kan worden gezien als een actueel equivalent van het Wagneriaanse ‘Gesamtkunstwerk’: Barney creëerde een persoonlijk maar gelaagd universum waarin hij aspecten uit de biologie, alchemie, mythologie, autobiografie en (kunst)geschiedenis op een alomvattende manier met elkaar verweefde. Sinds de vroege jaren 2000 verkent en ontwikkelt de kunstenaar verschillende motieven uit de cyclus verder, waarbij hij het menselijke lichaam en zijn biologische reacties in diverse omstandigheden onderzoekt en in beeld brengt.