Rui Chafes is een van de meest vooraanstaande beeldhouwers van het moment. Sinds begin jaren ’90 ontwikkelt hij een volstrekt unieke beeldtaal, waardoor hij moeilijk bij een kunststroming in te delen valt. Toch getuigt zijn oeuvre van een zeer consequente stilistische eenheid.
Chafes studeerde in ’89 af in beeldhouwkunst aan de Faculdade de Belas Artes in Lissabon. Van ’90 tot ’92 studeerde hij aan de Kunstakademie in Düsseldorf onder Gerhard Merz, een bekende Duitse schilder die een groot deel van zijn carrière wijdde aan de verdere ontwikkeling en verfijning van de grote ideeën van het modernisme. Belangrijk hierbij is dat Merz een scherp onderscheid maakte tussen ‘kunst’ en ‘leven’, een mentaliteit tegengesteld aan die van een toenmalige generatie jonge kunstenaars die, sterk beïnvloed door Joseph Beuys, net die link probeerde te maken. Merz had een sterke invloed op de jonge Chafes, die zijn donkere sculpturale werk niet zozeer autobiografisch interpreteerde, maar eerder als een vormelijke manier om een existentiële sfeer op te roepen. Ook Merz’ voeling voor de omgeving, waarin kunstwerken volgens hem dienen te functioneren, keert als een echo in Chafes’ sculpturen terug.
Tijdens zijn studietijd in Düsseldorf wijdde Chafes zich aan de Portugese vertaling van ‘Fragmenten’ van de bekende 19de-eeuwse romantische dichter Novalis. Hij raakte sterk beïnvloed door zijn ideeën over Sehnsucht, melancholie, doodsverlangen en de nacht, als sleutels om de werkelijkheid en de ‘ware’ menselijke ziel te begrijpen. Chafes ontpopte zich niet enkel als kunstenaar, maar ook als schrijver, dagboekauteur en dichter. In die periode raakte hij ook sterk geïnteresseerd in het werk van nog andere laatromantische schrijvers en denkers, onder wie Friedrich Nietzsche, Rainer Maria Rilke, Friedrich Hölderlin en Heinrich von Kleist. Toch bleef Novalis voor Chafes de belangrijkste inspiratiebron. Novalis’ stelling dat “alle natuurkrachten in wezen maar één enkele alomvattende kracht vormen”, is de leidraad bij het creëren van Chafes’ tekeningen, abstracte en soms semi-figuratieve sculpturen en wand- en plafondwerken.
IJzeren sculpturen, qua schaal vaak gebaseerd op de proporties van het menselijk lichaam, omvatten een belangrijk deel van zijn oeuvre. Geheel in de geest van de late romantiek refereren ze niet enkel aan de leegte van het menselijke bestaan, maar ook aan de ambivalentie van het lichaam, dat tegelijk een ‘kooi’ is waarin het ‘ik’ gevangen zit én een beschermend pantser dat het innerlijk afschermt van een fysiek en mentaal bedreigende omgeving. Niet alleen thematisch maar ook materiaal-technisch is Chafes’ oeuvre zeer samenhangend. Zijn metalen sculpturen worden niet gegoten maar geplooid uit plaatstaal, wat het constructieve aspect ervan markeert. In tegenstelling tot klassieke beeldhouwwerken die vorm krijgen door materie ‘weg te houwen’, ontstaan ze ‘uit het niets’. Dit constructieve aspect speelt voor Chafes een cruciale rol, al relativeert hij dit ook door steevast de sporen van zijn arbeid met zwarte of grijze verf te laten overschilderen. Dit ‘neutraliseren’ van de materie ontleende Chafes dan weer wel aan de klassieke beeldhouwkunst.
Met dergelijke ingrepen stuurt Chafes onze aandacht naar het speelveld tussen zijn werk en onze waarneming, waar verwarring ontstaat. Zijn sculpturen die letterlijk zwaar wegen, lijken door hun pure vorm en de schijnbare afwezigheid van hun materialiteit te zweven. Ze bevinden zich dan ook altijd in een zone tussen perceptie en realiteit, tussen leven en dood, tussen geest en lichaam. Dit bevreemdende effect in combinatie met de voor onze tijd atypische romantische en existentiële thematiek die ‘vergeten’ gevoelens van eenzaamheid, onthechting en melancholie oproepen, maakt Chafes tot een van de relevantste beeldhouwers van vandaag.