De meeste mensen associëren het S.M.A.K. met zijn eerste directeur Jan Hoet of met ‘de mosselpot’ van Marcel Broodthaers. Diezelfde mensen lijken wel te vergeten dat Grande Casserole de Moules uit 1966 slechts een fragment is uit een geheel, een geheel dat een verzameling wordt genoemd. Bovendien kan met stelligheid gezegd worden dat de verzameling van het S.M.A.K. de belangrijkste publieke collectie hedendaagse kunst in dit land is. Het afgelopen decennium heb ik in meerdere van mijn brieven vastberaden een aantal ideeën gearticuleerd over en rond de collectie, alsof er een enorm net werd geweven om de noodzaak aan een adequaat museumgebouw mogelijk te maken. Deze brief is als het ware gestapeld uit vroegere ideeën die nog niet aan geldigheid hebben ingeboet. Maar misschien is het goed om het nog een laatste keer met stelligheid te herhalen: er is in dit land nog geen museum voor hedendaagse kunst gebouwd. Er zijn gebouwen die eruitzien alsof ze een museum voor hedendaagse kunst zijn. Doen alsof dus. Nochtans is het verhaal helder en rechtlijnig. In het voorwoord van het boek De Catalogus van de Verzameling, uitgegeven naar aanleiding van de presentatie in 1982 van de collectie van het toenmalige Museum van Hedendaagse Kunst in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel, lees ik de volgende woorden van de toenmalige Schepen van Cultuur Robert Vandewege: “Het Museum van Hedendaagse Kunst heeft behoefte aan een ruim en modern gebouw, geschikt voor het presenteren van de totale verzameling en voor het inrichten van tentoonstellingen.” Mocht ik de datum veranderen naar 2020, en de naam naar de huidige Gentse Schepen van Cultuur Sami Souguir, het citaat blijft overeind. Alleen is het niet haalbaar en zinvol om de totale verzameling te presenteren, 500 werken uit de verzameling van het S.M.A.K. is ruimschoots voldoende. Waar het citaat niet naar verwijst is de omgeving, de stad en de wereld waar dat museum deel van uitmaakt. Gelukkig zijn de tijden wat dit betreft veranderd, en moet een museum voor hedendaagse kunst vandaag een wendbaar geheel zijn dat alert de spasmen in de samenleving en de wereld absorbeert, én dat de kunstenaar het comfort geeft zich open te plooien tot de rand waar het museum de samenleving raakt. Maar laat ons eenvoud en helderheid als middel hanteren om een complex dossier als een nieuw museum leesbaar te maken. In een brief aan Jan Hoet van 2017 formuleerde ik het als volgt: “De collectie spreekt, de architectuur luistert.” De collectie van het S.M.A.K. als primaat dus, uitgangspunt en bron. De collectie als lichaam en huid, geheugen en inzicht, referentie en profiel. De verzameling als een gelaagd weefsel, langzaam haperend opgebouwd, een beweeglijk geheel dat weerbarstig de kunstgeschiedenis omarmt en er ook tegelijkertijd afstand van neemt. Een verzameling als een tijdloos en blind reliëf, opgebouwd uit kleine gestes, kritische articulaties en monumentale gebaren waarvan de betekenis vloeibaar en kneedbaar is. Een collectie dus, en een gebouw. Wat me naadloos bij Willem Sandberg, oud-directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam, brengt in zijn tijdschrift XX nu uit 1959: “We zoeken naar een omgeving waar de voorhoede zich thuis kan voelen, open, helder, op menselijke schaal, geen grote hallen, statietrappen, bovenlicht, deuren als poorten, geüniformeerde beambten, maar een oord waar men durft te praten, te zoenen, hardop te lachen, zichzelf te zijn, een brandpunt voor het leven van nu, onbekrompen, elastisch,…”. Sandberg schrijft dit twee jaar na de oprichting van de Vereniging voor het Museum van Hedendaagse Kunst, het orgaan dat onder de vurige visie van Karel Geirlandt en Dr. Roger Matthys in 1957 het denkbeeldig grondplan getekend heeft voor wat in de nabije toekomst het nieuwe museum zal worden. Anno 2020 omarmen we nog zelden deze pioniersgeest, gepolijste overtuigingen die met optimisme de kunst en het museum een onaantastbare rol geven in de samenleving. Het is zelfs aandoenlijk naïef, maar daarom bijzonder pregnant en accuraat, want open en onbevooroordeeld. Vandaag moet het museum zoeken een rol op te nemen in een complexe en gefragmenteerde wereld die door fundamentele zichtbare en onzichtbare verschuivingen wordt gekenmerkt. Welke plek kan het museum zijn wanneer het culturele aanbod overwegend gedicteerd wordt door behapbaar entertainment? Wat betekent het museum morgen als fysieke plaats in een realiteit die toenemend virtueel en digitaal is? Hoe verhoudt het museum zich tegenover het toenemende dictaat van het getal, de middelmatigheid van het meten? Hoe weet het museum aanknoping te vinden bij de culturele veelzijdige en sociaal diverse maatschappij die we vandaag zijn? Hoe impacteert Covid-19 het museum vandaag en op langere termijn? Voor wie is het museum met andere woorden gedacht? Dit is niet het forum om deze vragen te beantwoorden, wel een plek om de vragen in de achtergrond te verbeelden. Deze publicatie is daarentegen wel een forum om het gesprek over dat wat nodig is een stap dichterbij te brengen, om een perspectief te openen voor het museum naar de nabije toekomst. Deze publicatie is een onderdeel van een drieluik: tekst, model en gesprek. In dit geval is het de collectie die luistert en de architectuur die spreekt. Maar in feite gaat Le Musée et son Double niet louter over architectuur, het is veeleer een speculatief model, een hypothetische articulatie, een elastische verbeelding die een volume aan gebouwen binnen de contouren van het Citadelpark betekenis geeft. Het gebruikt het naïeve verlangen van Sandberg als perimeter om een open, kritisch en gefundeerd gesprek te voeren over een onderdak voor een collectie in een kwalitatieve ruimte en omgeving. Het is een uitnodiging om het Citadelpark te lezen als een site die vanuit de musea (MSK, S.M.A.K. en GUM) in vorm en inhoud wordt opgeladen. De ontdubbeling van het S.M.A.K. in twee gelijkwaardige volumes geeft niet alleen ruimte aan de collectie, maar geeft als het ware ook ruimte aan een historische ruimte, de Floraliënhal. De volumes van het S.M.A.K. worden daarbij accolades waartussen de langgerekte historische hal zich opspant. Maar hoe is het denken en schrijven rond Le Musée et son Double ontstaan? Dit brengt me terug naar de architectuurwedstrijd die de afgelopen jaren is uitgerold voor de vernieuwing van het nabijgelegen ICC (International Congres Center). In de loop van de wedstrijd heeft Peter Swinnen van het architectuurkantoor CRIT. het S.M.A.K. proactief benaderd met een speculatief voorstel en een concrete houding. Ik heb het als volgt onthouden: de kwalitatieve toekomst van het Citadelpark kan slechts ten volle worden ontgonnen als fundamentele keuzes gemaakt worden voor de ontsluiting van de collectie van het S.M.A.K. in het Citadelpark en de ermee gepaard gaande infrastructurele noden voor het museum. Le Musée et son Double is een eerste visualisatie van een architecturale toekomst voor het S.M.A.K. in het Citadelpark: een bi-polair museum in een multi-polair park. Het is de taak van het museum om mee de toekomst te verbeelden, om het debat en gesprek mogelijk te maken, om met elkaar van standpunt te verschillen over de rol en de betekenis van een museum in een stedelijk weefsel. Of misschien zou Sandberg het als volgt gezegd hebben: een museum is niet meer dan een dak waaronder het performante evenement van tonen, denken, verzamelen, handelen, genieten en waarderen van kunst gebeurt. Le Musée et son Double draagt met openheid bij om dit dak en dat wat eronder zit mogelijk te maken.
Philippe Van Cauteren, Zele, 4 oktober 2020
PS: De titel Le Musée et son Double is een echo naar het sleutelwerk Le Décor et son Double van Daniel Buren uit de collectie van het S.M.A.K. Dit werk werd gerealiseerd voor de spraakmakende tentoonstelling Chambres d’Amis in 1986.