Cai Guo-Qiang



geboortejaar en -plaats: 1957, Quanzhou, China, China verblijfplaats: New York City, Verenigde Staten

Cai Guo-Qiang is – naast Ai Weiwei – een belangrijke Chinese actuele kunstenaar. Rond 1990 brak hij internationaal door. Hij behoort tot een generatie niet-westerse kunstenaars, zoals Mona Hatoum, Shirin Neshat, Rirkrit Tiravanija en Ricardo Brey, die westerse en niet-westerse invloeden combineren om bruggen te bouwen tussen verschillende culturen.

Cai werd geboren in Quanzhou als zoon van een traditioneel schilder en kalligraaf, die ook een boekenwinkel runde. Zo kwam hij al zeer jong in contact met westerse literatuur en traditionele Chinese kunstvormen. Hij groeide op tijdens de hoogdagen van de Chinese Culturele Revolutie, toen Mao Zedong met geweld de communistische principes opdrong. Als getuige van het eerste uur ondervond Cai direct de dramatische sociale effecten van deze revolutie. Hij groeide op in een context “waar explosies aan de orde van de dag waren, of het nu kanonschoten waren of feestelijk vuurwerk.” Deze ervaring met het destructieve én constructieve van vuurwerk, legde mee het fundament voor Cai’s artistieke praktijk, waarin vuurwerk en buskruit een centrale rol spelen.

In zijn twintiger jaren begon Cai zich sterk te interesseren voor de westerse schildertechniek olie op doek. Omdat het regime enkel traditionele Chinese opleidingen schilderkunst voorzag, met een sociaal-realistische inhoud, besloot Cai in ’81 podiumontwerp te studeren. In ’85 studeerde hij af aan de Shanghai Theater Academy. De opleiding leerde hem theatrale beeldtaal en ruimtelijke settings ontwikkelen en concepten zoals interactiviteit en teamwork begrijpen. In die tijd reisde Cai veel naar afgelegen gebieden in China, waar hij leerde over het verre verleden en de geschiedenis van zijn land, een aspect dat door Mao werd genegeerd in functie van zijn ‘nieuwe’ ideologie. Naar eigen zeggen verkreeg Cai’s werk hiermee “een diepe spiritualiteit en wilde, ruwe vormelijkheid.” Hij begon te experimenteren met vuurwerk, dat hij afschoot op veelal abstracte olieverfschilderijen.

In ’86 ontvluchtte Cai het Chinese regime en verhuisde hij naar Japan, “zoals veel jonge Chinezen die een moderner leven nastreefden”. Hij verbleef er tot ’95. Door het rigide kunstcircuit in Japan kreeg Cai weinig erkenning voor zijn vuurwerkschilderijen, tot een vooraanstaand Japans kunstcriticus hem in ’89 opmerkte. Onder grote media-aandacht brak hij door. Kawagutchi Tatsuo, een van Japans bekendste experimentele kunstenaars, nam hem meteen aan. Sindsdien is Cai’s praktijk zeer divers en eclectisch. Algemeen volgt het de hoofdprincipes uit de Chinese filosofie: ‘tian-di-ren’ (‘hemel-aarde-mensheid’). Zijn oeuvre vanaf begin jaren ’90 kan rond dit principe worden gestructureerd.

Een reeks die Cai’s reflectie op de hemel bevat, is het nog lopende ‘Projects for Extraterrestrials’, grote vuurwerkinstallaties in landschappen waarmee hij de aarde met de kosmos wil verbinden. Daarnaast creëert hij werk over de aarde en haar rijkdom. Het landschap is altijd belangrijk, als drager van geschiedenis, spiritualiteit en cultuur, maar ook als fysieke plek, als ‘canvas’ waarop hij werkt. Hierdoor worden Cai’s projecten vaak gelinkt met ‘land art’, ontstaan in Amerika in de jaren ’60, met bekende kunstenaars zoals Richard Long, Robert Morris en Walter De Maria. Een derde thema in Cai’s oeuvre is de mensheid, die in harmonie met de aarde en de kosmos dient te leven. Hierbij gebruikt hij materialen en concepten gelinkt aan de mens, van landbouw, oorlog, transport en communicatie tot artefacten, zoals computers, billboards en neonlichten. De eclectische veelheid combineert Cai steevast met zowel open, oosterse-spirituele als traditionele westerse denkwijzen, waarbij hij focust op de link tussen beide. Zijn brede cultureel-antropologische blik komt binnen zijn oeuvre tot uiting in een constructieve globaal-maatschappelijke visie.

Word Vriend van S.M.A.K.
made by