Corneille



geboortejaar en -plaats: 1922, Luik (België) sterfdatum: 2010

Corneille is een pseudoniem voor Guillaume Van Beverloo. Hij was samen met onder meer Karel Appel, Constant, Theo Wolvecamp en Anton Rooskens een voortrekker van de CoBrA-beweging (1948-’51). CoBrA (Copenhagen, Brussel, Amsterdam) bestond uit een los-vaste groep kunstenaars uit Denemarken, België en Nederland. Ook Pierre Alechinsky, Asger Jorn en Christian Dotremont maakten er deel van uit. De beweging verzette zich tegen de toenmalige trend van koele, geometrische abstractie in Europa en probeerde, deels geïnspireerd door het Amerikaanse abstract expressionisme, abstractie en figuratie met elkaar te verenigen. De CoBrA-kunstenaars streefden naar vrije, spontane expressie, waarbij ze wilden terugkeren naar de oorsprong van creatie. Ze inspireerden zich op tekeningen van kinderen en geesteszieken en lieten zich leiden door hun schildershand, die ze zagen als de meest spontane en individuele scheppende tool. Met hun vaak wilde, intuïtieve werkwijze en beïnvloed door de ideeën van Karl Marx, wilden de CoBrA-kunstenaars tot een kunst komen die niet enkel vóór iedereen, maar ook dóór iedereen zou kunnen worden gemaakt. Los van rang en stand en enkel vanuit de natuurlijke drang tot expressie.

Corneille werd geboren in Luik als kind van Nederlandse ouders. Tijdens WOII ging hij in Amsterdam les volgen aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunst, waar hij Karel Appel leerde kennen. Corneille had een onrustige natuur en raakte al snel bezeten door schilderen. Kort na de oorlog reisde hij enkele keren met Appel naar Parijs. Daar stimuleerde het werk van Picasso, Paul Klee, Jean Dubuffet en Juan Miró hem om vrij om te gaan met experiment en verbeeldingsdrang. In Amsterdam sloot Corneille zich dan ook snel aan bij kunstenaars die de emotieve kracht van de vrije verbeelding voorstonden. Zo was hij aanwezig bij de oprichting van de ‘Experimentele Groep Holland’, die met haar manifest de krijtlijnen schetste van wat al snel CoBrA zou worden. In die tijd schilderde Corneille in de (late) stijl van Picasso kinderlijk aandoende menselijke figuren in ruwe borstelstreken en felle kleuren, waarbij hij ook invloeden van Miró, Klee en Dubuffet verwerkte.

In 1950 verhuisde Corneille naar Parijs. De mens verdween langzaam uit zijn doeken. De kunstenaar reisde veel, voornamelijk naar Noord-Afrika. De indrukken die hij er opdeed veranderden zijn stijl drastisch. Zijn fascinatie voor de strakke lokale architectuur maakte zijn werk abstracter en meer kubistisch. Van ’52 tot ’57, onder invloed van de dorre woestijnlandschappen, werd zijn stijl meer organisch gestueel. Rond het jaar ’60 onderging Corneilles werk een doorgedreven versobering: abstracte organische vormen toonden zich planmatiger als onafhankelijke entiteiten in meer georganiseerde composities. De meest diverse reisinvloeden – van nomadische kunst uit de Sahara over impressies van grootsteden als New York tot lieflijke abstracte natuurtaferelen – liet Corneille zonder hiërarchie met elkaar versmelten. Vanaf de 2de helft van de jaren ’60 schilderde hij geleidelijk aan figuratiever. De vroegere abstracte organische vormen evolueerden naar herkenbare wezens. Dit mondde in de jaren ’70 en ’80 langzaam uit in Corneilles bekendste werken, waarin o.a. vrouwelijke lichamen, bloemen en vogels figureren in de meest diverse kleuren.

Hoewel Corneille in de eerste plaats bekend werd als CoBrA-kunstenaar, was hij zeer eclectisch. Hij deinsde er tijdens zijn lange loopbaan nooit voor terug om radicaal van stijl en beeldtaal te veranderen wanneer zijn gevoel hem dat ingaf. Hij bleef zo een van de meest consequente voorvechters van de CoBrA-ideologie, die een ongebreidelde, compromisloos vrije verbeelding en expressie voorstond.

Word Vriend van S.M.A.K.
made by