Kunstenaar, performer, dichter, activist en essayist Jimmie Durham is van origine Cherokee en studeert in de jaren ’60, na zijn universitaire studies in Texas, beeldhouwkunst aan de École des Beaux-Arts in Genève. In ’73 keert hij naar de Verenigde Staten terug om er met de Indianen politieke strijd te voeren tegen de schending van hun mensenrechten door de Amerikaanse overheid. Een reeks desillusies op dit front doet hem na een twintigtal jaar besluiten om zich volledig aan kunst te wijden. Na een vrijwillige ballingschap in Mexico vestigt hij zich in ’94 in Europa. Politiek en maatschappelijk engagement vormen de rode draden in Durham’s leven en werk. In zijn kunst geeft hij uitdrukking aan zijn identiteit van ‘native American’ maar geeft hij er tegelijk commentaar op. Zijn etnisch geladen beeldtaal laat zich makkelijk inschrijven in de kunstwereld van eind jaren ’80, die na de aandacht voor genderdiversiteit volop focust op culturele diversiteit.
Durham combineert afgedankte objecten (zoals auto-onderdelen) met natuurlijk materiaal (zoals takken, schedels, veren en dierenhuiden) tot verrassende figuren met menselijke trekken. Hij transformeert zijn basismateriaal door er attributen en opvallende kleuren aan toe te voegen. Groot respect voor de diversiteit aan gevonden materialen en het creëren van ‘verbindingen’ vallen daarbij op. Durhams pseudo-totems leveren ironisch commentaar op de kolonisatiepraktijken van het Westen en doen ons nadenken over de clichématige manier waarop westerlingen naar niet-westerse kunst kijken. Zijn werk ‘A Dead Deer’ (1986) uit de MuHKA-collectie, dat bestaat uit een rood geschilderde schedel van een hert op een romp van takken, is in deze zin exemplarisch. Durhams kunst getuigt van een groot historisch besef en een scherpe observatie van culturele, linguïstische en artistieke kwesties.
Durham onderzoekt het potentieel van kunst om diepgewortelde culturele geloofssystemen – vooral het westerse polaire denken – ter discussie te stellen. Dit doet hij onder meer door tegenpolen, zoals mens/dier en natuur/cultuur, bijeen te brengen. Niet om polariserende denksystemen in de hand te werken, maar om ze te overstijgen. Durham noemt zichzelf een 'interventionist' en onderzoekt consequent de wisselwerking tussen kunst en activisme, de rol van kunst en kunstenaars in de samenleving en begrippen zoals burgerschap. De manier waarop hij zaken combineert en scheidingen neerhaalt, vormt het conceptuele vertrekpunt van zijn kunst en stemt overeen met de niet-discipline-gebonden benadering van zijn werk, dat zich uitstrekt van poëzie over politiek, tekeningen, collages, foto’s, video’s tot essays. Het gelaagde taalgebruik in titels bij Durhams beeldend werk, vol woordspelingen, poëzie en zelfs politieke scheldwoorden, en zijn verfijnde, vaak sardonische humor zijn opmerkelijk.
Durhams verhuis naar Europa in ’94 had een grote impact op zijn werk. Hij begint te werken met andere materialen, zoals steen. In performances gebruikt hij stenen om de vorm van bestaande objecten mee te bewerken. Een van zijn meest iconische realisaties op dit vlak is ‘Still Life with Spirit and Xitle’ (2007), een zwarte Chrysler Spirit geplet door een kolossale steen. Het was Durhams bedoeling om de steen te bevrijden van het grote gewicht dat de Europese architectuur erop had gelegd door het in te zetten om macht, prestige en triomf uit te drukken. Durhams werk uit die periode rebelleert tegen de manier waarop kunst zich verhoudt tot architectuur, tot standbeelden en sculpturen en tot monumentaliteit.